محادثات بالهولندية

محادثات بالهولندية

محادثات باللغة مكتوبة

حوار بين شخصين باللغة 

A: Heb je het nieuwe meisje op school gezien? E

هل رأيت الفتاة الجديدة في المدرسة?

B: Nee, ik heb het niet

لا, لم اراها

A: Ze is echt pretty.e

انها تبدو جميلة

B: Beschrijf haar voor mij

اوصفيها لي

A: Ze is niet te lang

انها ليست طويلة

B: Nou, hoe groot is ze? E

كم هو طولها?

A: Ze is ongeveer vijf voet even.e

خمسة اقدام تقريبا

B: Hoe ziet ze er echter uit?

كيف يبدو شكلها?

A: Ze heeft vrij lichtbruine ogen

عيناها بني خفيف

B: Ik weet misschien wel waar je het over hebt

ربما, اعرف الفتاة التي تتحدثين عنها.

A: Dus je hebt haar in de buurt gezien? E

اذا, هل رأيتها?

B: Ja, dat heb ik

نعم

A: Hallo Goedemorgen Hoe gaat het?

A: مرحبا صباح الخير كيف حالك?

B: Ik ben gewoon geweldig Bedankt.

B: انا بخير شكرا لك

A: Wat is uw naam?

A: ما هو اسمك?

B: Mijn naam is (-) en jij wat is jouw naam?

B: ان اسمي هو - وانت ما هو اسمك?

A: mijn naam is: (-). Waar kom jij vandaan?

A: اسمي هو ___ من اين انت?

B: Ik kom uit New York en jij?

B: انا من نيويورك وانت من اين?

A: Ik woon in Sydney, Australië. Hoe oud ben je?

A: انا من سدني استراليا. ما هو عمرك?

B: Ik ben 22 jaar oud

B: عمري هو 22 سنة

A: Bestudeer je?

A: هل تدرس?

B: Ja, ik studeer

B: نعم ادرس

A: waar studeer je?

A: اين تدرس?

B: Ik studeer aan de universiteit van Sydney.

B: انا ادرس في جامعه سدني

A: Wat werk je?

A: ماذا تعمل?

B: Ik ben een leraar

B: انا استاذ

A: ben je getrouwd?

A: هل انت متزوج?

B: Ja, ik ben getrouwd

B: نعم انا متزوج

A: Heb je kinderen?

A: هل لديك ابناء?

B: Ja, ik heb 2 prachtige dochters

B: نعم لدي ابنتان

A: Heb je broers of zussen?

A: هل لديك اخوة او اخوات

B: Ja, ik heb 1 broer en 2 zussen.

B: نعم لدي اخ واحد واخت واحدة

A: Leuk je te ontmoeten ......

A: فرصة سعيدة

B: Leuk je ook te ontmoeten ...